(12) Neemt en gedenkt
1.
Neemt en gedenkt
dat God u schenkt:
zichzelf, in brood en beker
Weest, wanneer Hij roept en wenkt,
van zijn liefde zeker.
11.
De gastheer wenkt
o komt, gedenkt,
gedenkt bij brood en beker
dat de Heer, die het u schenkt,
trouw is, vast en zeker!