1. HEER, ik strek naar U beide handen
verlangend uit; verhoor en red.
Schiet mij te hulp, laat mijn gebed
als wierook geurig voor U branden.
2. Wees bij mij als ik wil gaan praten.
Geef dat ik geen onwaarheid zeg,
mijn woorden op een goudschaal leg.
Help mij het lasteren te laten.
3. Zorg dat ik mij niet laat verleiden,
dat ik niet meega in het kwaad,
niet eet en drink in overdaad
en slechte vrienden zal vermijden.
4. Van wie wijs zijn wil ik graag leren;
ik sla hun goede raad niet af.
Hun reprimande is geen straf;
ik laat me dankbaar corrigeren.
5. Als bedriegers tegen mij strijden
blijf ik volharden in gebed.
Wordt hun het kwaad betaald gezet,
dan uit ik toch mijn medelijden.
6. Ons gebeente ligt als het ware
verspreid vlak voor het open graf.
Ik wend mijn oog niet van U af
tot U mij, HEER, redt uit gevaren.
7. HEER, laat mij de val toch ontlopen,
door vijanden gezet en jaag
hen in hun eigen hinderlaag.
Houd U een uitweg voor mij open.