1. Ga niet alleen door ’t leven,
die last is u te zwaar.
Laat Eén u sterkte geven,
ga tot uw Middelaar!
Daar is zoveel te klagen,
daar is zoveel geween.
en zoveel leed te dragen,
Ga niet alleen.
En zoveel leed te dragen.
Ga niet alleen.
2. Ga niet alleen; uw Koning
wil komen in uw hart.
Ach, geef het Hem ter woning,
hoe stilt Hij dan uw smart!
Wie kan er tranen drogen,
als Jezus? Immers geen!
Richt dan de treurende ogen,
naar Jezus heen!
Richt dan de treurende ogen,
naar Jezus heen!
3. O armen, droeven, blinden,
de hoofden opgericht!
Laat u door Jezus vinden,
zijn last is zacht en licht.
Daar is zoveel te dragen,
daar is zoveel geween.
Ach, wil dan niet vertragen!
Naar Jezus heen!
Ach, wil dan niet vertragen!
Naar Jezus heen!
4. Welzalig, die ’t ervaren,
dat Hij hun alles is;
dan kennen z’ in gevaren,
bezorgdheid noch gemis.
Hij draagt dan in zijn armen,
door alle nood hen heen.
Wie steunt op zijn ontfermen
is nooit alleen!
Wie steunt op zijn ontfermen
is nooit alleen!
5. En dan, als ’t leed der aarde
voor immer is gedaan;
als in des hemels gaarde
uw blijde voeten staan,
dan ziet g’in ’t zalig Eden
slechts zaal’gen om u heen;
dan prijst g’in eeuwigheden
uw Heer alleen!
Dan prijst g’in eeuwigheden
uw Heer alleen!