1. Het brood dat ons voor ogen staat
en zich geduldig breken laat,
is uw gedaante, lieve Heer,
Gij daalt als manna in ons neer.
2. De beker die de ronde doet,
het is de omloop van uw bloed,
het spreekt van een geheimenis,
uw hartslag die ons leven is.
3. Uw bloed, het raakt de lippen aan,
de deurposten van ons bestaan,
de dood gaat aan ons hart voorbij,
o Lam van God, U loven wij.
4. Gij die een broodhuis voor ons zijt,
een wijngaard die het hart verblijdt,
Heer Jezus, die ons drenkt en voedt,
Gijzelf zijt onze overvloed.