1. Wat ik neem en eet als brood,
is het lichaam van mijn Heer.
Wat ik uit de beker drink,
vloeide van het kruis terneer!
refrein:
Geef ons een teken,
dat ons tot geloof beweegt,
onze vaad'ren aten manna,
hemelbrood.
2. Ik ben het brood -,
dat van de hemel daalt.
Hij die van dit brood eet,
hij sterft nimmermeer.
refrein:
3. Ik geef als brood -,
mijn vlees voor u tot spijs.
Waarlijk drank die dorst lest,
geef Ik u: mijn bloed!
refrein
4. Dit woord is hard -,
geen mens, die het verdraagt.
Waarvoor zouden wij nog langer
met Hem gaan?
refrein:
5. Gij mijn discip'len,
wilt gij nu ook niet gaan?
Heer waarheen? Uw mond slechts
spreekt het levenswoord.
refrein: