(92) O God, AlIerhoogste, goed is 't U te loven
[1]
O God, AlIerhoogste,
goed is 't U te loven,
U hulde te brengen tot eer van uw naam,
om vroeg in de morgen
uw goedheid te roemen
en laat in de avond uw trouw en uw faam.
[2]
Wij willen U loven met harpen en lieren,
tiensnarige citers, met elk instrument.
Mijn hart is vol vreugde
om 't werk van uw handen.
'k Maak alles in lofzang
de volken bekend.
[3]
Hoe groot zijn uw daden,
hoe diep uw gedachten!
De dommen en dwazen begrijpen die niet.
Al kennen ze voorspoed,
die zonder U leven, -
ze groeien als onkruid
- maar gaan dan teniet.
[4]
Hoog zetelt U, Here; U troont in de hemel
voor altijd en eeuwig, aan U is de macht.
Want zie hoe uw vijanden
worden vernietigd,
zij worden verslagen,
verstrooid door uw kracht.
[5]
U hebt mij verhoogd
en gezalfd met uw olie,
ik zie onbevreesd al mijn vijanden aan.
d' Oprechte zal groeien
als palmboom of ceder
en door God geplant in zijn tempelhof staan.
[6]
In ouderdom draagt hij
zijn vrucht in uw voorhof,
in frisheid 't bewijs
van uw recht en uw trouw.
De Heer is waarachtig,
op Hem kan ik bouwen,
mijn rots zonder onrecht op wie ik vertrouw.