(96) Zingt voor de Heer het nieuwe lied
[1]
Zingt voor de Heer
het nieuwe lied.
zing, aarde, vol ontzag.
Vertel van heil en heerlijkheid,
prijst Hem van dag tot dag.
Spreek van zijn wond'ren wereldwijd
en prijst zijn groot gezag.
[2]
De Heer is groot
en prijzenswaard,
geen macht is meer dan Hij.
Hij schiep de hemel en de aard'
met kracht en majesteit.
Zijn tempel is vol pracht en praal
van 's Heren heerlijkheid.
[3]
Geeft Hem de glorie
van zijn naam
o volken, elk geslacht.
Geeft Hem zijn heerlijkheid en faam,
bezingt zijn sterke kracht.
Wilt naar zijn huis met offers gaan
en eert Hem dag en nacht!
[4]
Zegt aan elk volk:
de Heer regeert;
zijn koninkrijk staat vast.
God vonnist volken tot zijn eer;
zijn recht wordt toegepast.
Natuur, verheugt u, want Hij komt;
wees daarom enthousiast.
[5]
Het veld en al wat daar gedijt,
de bomen van het woud,
zij juichen voor de Heer verblijd:
Hij komt tot ons behoud!
Hij oordeelt in gerechtigheid
de volken in zijn trouw.